Nederlandse MMA vechters bouwen al jaren aan een herkenbare stijl met kickboksfundament en steeds betere worstel- en grondvaardigheden. Van iconen tot de nieuwe lichting, dit is hoe Nederland in 2025 zijn stempel drukt op de mondiale kooi.
Bij het bespreken van Nederlandse MMA vechters gaat het niet alleen om namen, maar om een complete vechtsportcultuur. De combinatie van Dutch kickboxing, nuchtere coaches en steeds professionelere trainingsprogramma’s zorgt voor een herkenbare signatuur. Van Bas Rutten en Germaine de Randamie tot Reinier de Ridder en de nieuwe lichting, de lijn is duidelijk. De feiten spreken voor zich.
Geschiedenis van Nederlandse MMA vechters in Nederland
Als je de lijn trekt van Pancrase en Pride naar UFC, Bellator, ONE en PFL, dan zie je hoe Nederland telkens een voet tussen de deur kreeg. Bas Rutten was de oerpionier: Pancrase-koning, later UFC-kampioen, en nog steeds het referentiepunt voor hybrid striking en grappling. Via RINGS Holland en Shooto Europe groeide er een scene waar jongens en meiden ervaring opdeden tegen Japanse en Oost-Europese tegenstand, vaak onder leiding van figuren als Martijn de Jong. Eerlijk gezegd: dat was het fundament waarop de moderne lichting kon bouwen.
De omslag kwam toen kickboksscholen het MMA-spel echt omarmden. Golden Glory in Breda (met Cor Hemmers) reisde half de wereld over; Mike’s Gym in Oostzaan zette kooi-trainingen neer naast de pads; Team Schreiber in Brabant en de Tatsujin Dojo’s brachten structureel worstel- en BJJ-uren in het rooster. Niet alleen een BJJ-black belt op dinsdagavond, maar ook dedicated cage rounds, video-analyse, voedingsschema’s en krachtprogramma’s. Het punt is: de begeleiding werd professioneel, met een sportwetenschappelijke laag, en ineens trainden we niet meer “MMA bij het kickboksen”, maar MMA als volwaardige sport. Dat is wel cool als je bedenkt hoe klein ons land is.
De namen die de route plaveiden zijn bekend, maar voor zover ik weet verdient de context. Alistair Overeem won K-1 én was Strikeforce-kampioen, vocht in Pride en later UFC; Marloes Coenen pakte goud in Strikeforce en liet zien dat Nederlandse grappling op topniveau kon zijn; Gegard Mousasi werd kampioen in meerdere organisaties en beheerst het complete spel; Stefan Struve werd het symbool van de Nederlandse heavyweight in de UFC; Melvin Manhoef explodeerde bij Pride en Bellator met die bekende afstands-“kortsluiting”. En ondertussen schoof de volgende golf door: ONE met Reinier de Ridder, PFL-contracten voor talenten, en Bellator/UFC slots voor ervaren krachten.
Qua stijl begon het typisch Nederlands: hoge druk, low kicks, combinaties naar het lichaam, en veel ritmewissels. Maar in de kooi werkt dat alleen als je cage-wrestling en defensieve grappling op orde hebt. Dus kwamen underhooks, whizzers, heupdruk tegen het hek, en goede hoofdpositie standaard in de les. We leerden terugveren naar stance na elke combinatie, sprawlen met handcontrole, en van de kooi “wandlopen” naar een escape. Ik ben er niet 100% zeker van maar ik denk dat precies die mix verklaart waarom Nederlanders nu in ONE en Bellator vaak zo moeilijk te controleren zijn op de grond.
Ervaren coaches merken ook op dat het amateurcircuit volwassen is geworden. IMMAF-toernooien gaven Nederlanders tientallen kooi-minuten per jaar, met shin guards, kortere rondes en strenge weegmomenten. Meer wedstrijddagen betekent betere tempo-keuzes, slimmere clinchbeslissingen, en minder paniek als een takedown mislukt. Als ik het me goed herinner, was het vroeger veel ad hoc; nu is er planning, internationale sparringskampen, en zelfs mentale begeleiding. Maar neem het van mij niet aan—praat met elke coach die een IMMAF-week heeft gedraaid en je hoort hetzelfde.
Nederlandse MMA vechters vs kickboksers
Pure kickboksers kunnen schitteren in MMA, maar ze moeten wel schakelen. Afstandsbeheer verandert zodra de dreiging van de shoot er is; een te brede kickboks-stance maakt je kwetsbaar voor single legs. Low kicks moet je insteken met handfighting en level change-feints, anders wordt je been gepakt. Tegen de kooi telt pummelen voor underhooks, hoofdpositie onder de kin, en kleine stapjes om de heupen vrij te houden. En in open space is cage control geen luxe: snijden in plaats van jagen, hoek sluiten, en na elke combinatie resetten met de heupen naar achter. Zo simpel is het, al voelt het in ronde drie natuurlijk minder simpel. Echt waar.
Professionele Nederlandse MMA vechters training
De Nederlandse MMA-stijl is niet zomaar kickboksen met een beetje worstelen erbij. Het is een hechte integratie van low kicks, harde bodyshots en combinaties die constant de takedown-dreiging in je achterhoofd zetten. Je ziet het in de manier waarop combinaties eindigen op het been of het lichaam, net op het moment dat de tegenstander denkt te kunnen instappen voor een single. Waarom werkt dat zo goed? Omdat het ritme breekt: van rechte lijnen naar hoekige ingangen, van beenwerk naar clinch.
Het punt is: tegen het hek wordt het echt Nederlands. Clinchwerk bij de kooi draait om underhooks winnen, een vervelende head position onder de kaak, en pummelen tot je de heupen blokkeert. Dan komen de kleine dingen: knieën op het bovenbeen, schouderdruk, korte uppercuts in de breuk. Als ik het me goed herinner hoorde ik een coach zeggen: “Eerst je voetenwerk, dan je underhook, dan pas je trap.” Eerlijk gezegd vat dat het prima samen.
- Concrete patronen: jab naar low kick om de stand te breken; level change feints waarna de overhand of de body cross binnenkomt; en counter knees als reactie op een slordige instap of bij de exit uit de clinch.
- Conditionering: blokken met interval-bag work en padwerk (1 min aan, 30 sec uit), direct gevolgd door worstelsprints tegen de kooi. Ronde 1: combinaties naar sprawl. Ronde 2: wall-wrestling vanaf slechte positie. Ronde 3: grappling flow met ground-and-pound bursts.
- Volgens vechtanalisten is tempo-management een Nederlands sterk punt: ritme wisselen, bewust pauzes stelen in de clinch, en dan een plotselinge versnelling in de laatste 30 seconden van de ronde.
Ik ben er niet 100% zeker van maar ik denk dat veel teams met hartslagzones werken en zoiets als EMOM-blokken (Every Minute On the Minute) mixen met technische rondes. Het lijkt me geen toeval dat je vaak ziet dat Nederlanders laat in de ronde scoren met een dump of een paar strakke knieën. Dat is wel cool, want die kleine momenten wegen zwaar op de kaarten.
Beste Nederlandse MMA vechters Nederland 2025
Zonder een hele ranglijst te pushen: kijk naar recente prestaties en het niveau waarop ze opereren, dan tekent de bovenlaag zich af. Sommige vechters pieken nu, anderen hebben een langere track record op het hoogste niveau. Voor zover ik weet is het een mix van kampioensklasse en solide top-15-kwaliteit, verspreid over verschillende organisaties.
- Reinier de Ridder – Elite grappler met dominante topcontrol, razendsnelle back takes en variaties op strangles. Zijn ketting van bodylock naar trip of knee tap is nog steeds venijnig, en hij feint slim met de jab naar de level change.
- Germaine de Randamie – Misschien wel de beste Nederlandse striker in MMA qua timing en afstand. Rechte counters, knieën uit de clinch en een rustig tempo dat tegenstanders frustreert. Haar takedownverdediging oogt verzorgd en taakgericht.
- Gegard Mousasi – Ervaren allrounder met een zuivere jab, economisch voetenwerk en veel wedstrijd-IQ. Hij leest ritmes, snijdt de kooi zonder drama en gebruikt gecontroleerde ground-and-pound vanuit half guard als het moet.
- Jarno Errens – Actieve UFC-featherweight met een allround pakket: hoge werkethiek, scramble-gevoel en langere combinaties dan je vaak ziet in de divisie. Nog groeiende, maar duidelijk competitief.
- Pieter Buist – Lange lightweight met kickboks-wortels: teeps, calf kicks en een stoorzender van een jab. Werkt al een tijd aan zijn worstelkettingen, en dat betaalt zich uit tegen pressers.
- Daan Duijs – Bantamgewicht uit de Europese scene met druk-grappling en een sterke RNC-keten. Niet de grootste naam, wel iemand die qua niveau-indicatie klaar oogt voor een stap omhoog.
Neem het van mij niet aan, maar wie deze namen volgt ziet precies hoe de Nederlandse mix van tempo, techniek en kooi-worstelen eruitziet. Over welke gyms dit vormen en hoe ze samenwerken in camps, dat is weer een ander verhaal.
Nederlandse MMA vechters sportscholen Nederland
De huidige lichting Nederlandse toppers valt niet los te zien van hun trainingsbases en de partners met wie ze elke week ronden maken. Het punt is: juist het schakelen tussen meerdere gyms tilt hun spel omhoog. Je ziet kampvoorbereidingen waarin een hoofdbasis wordt aangehouden, maar specifieke blokken – worstel, cagework, of juist timing op de voeten – bij bevriende teams worden ingevuld. Eerlijk gezegd is die open samenwerking typisch voor de huidige scene.
- Germaine de Randamie draait haar kernwerk in Nederland met compacte striking-kernen in en rond Utrecht/Amsterdam, aangevuld met grappling-uren bij BJJ-teams die ze vertrouwt. Als eerste Nederlandse vrouwelijke UFC-kampioen bouwt ze haar game rond timing en afstand: veel feints, in- en uitstappen, en counters op het moment dat jij denkt dat je in range bent.
- Reinier de Ridder verankert zijn kamp doorgaans bij een Brabantse basis met sterke grapplingcultuur, waar hij non-stop werkt aan topcontrol, back takes en strangle-variaties. Voor camps voegt hij specifieke worstelblokken toe met nationale niveau-partners en rolt hij met no-gi specialisten. Ik ben er niet 100% zeker van maar ik denk dat hij qua trainingspartners steeds vaker ADCC-stijl rondes inlast om zijn passing en ride pressure te slijpen.
- Jarno Errens heeft zijn roots in Limburg en wisselt weken in bij Amsterdamse en soms Duitse/Belgische teams om frisse sparring te houden. Een allround pakket: nette long-range boxing, slimme scrambles langs de kooi en degelijk defensief worstelen. Als ik het me goed herinner plant hij camps in blokken: eerst volume en techniek in het zuiden, dan scherpte en snelheid in de Randstad.
- De erfenis van Overeem, Mousasi, Coenen zit in die flexibiliteit. Golden Glory-achtige kampstructuren, kruisen met kickboksscholen als Mike’s/Vos/Kops, en buitenlandse prikkels (Florida, Stockholm, soms Bangkok) hebben de huidige generatie geleerd om netwerken van gyms te benutten in plaats van één vaste zaal.
Concreet zie je weekschema’s waarin maandagen techniek en positional sparring zijn (cage-wrestling, half guard ontsnappingen), woensdagen hoge kwaliteit stand-up met A-klasse kickboksers, en zaterdagen gemengd pro-sparren met strikte regels. Teams stemmen af: wie levert southpaw-boxers, wie zware worstelaars, wie slick BJJ-guards. Dat is wel cool, want zo krijg je kamp-specifieke rondes zonder dat iemand overtraind raakt.
Nederlandse MMA vechters training Amsterdam
Amsterdam is nog steeds een magneet: veel sparringsopties in korte rijafstand en een cultuur van technisch sparren. Pro-rooms hanteren vaak 70–80% intensiteit, grote handschoenen, en rondes met duidelijke doelen: bijvoorbeeld één minuut kooi-druk, één minuut ontsnappen, één minuut omdraaien. Er wordt veel gewerkt met situational starts vanaf de heup-lock of met één underhook in. Het lijkt me dat dit de reden is dat Amsterdammers zo comfortabel zijn tegen het hek.
Herstelmanagement is er niet bijzaak. Fysiotherapie en S&C coaches zitten dicht op het schema, RPE-scores na elke spar, short-notice blessures worden meteen omgezet in bike intervals of drilling in plaats van “even doorbijten”, echt waar. Sommige gyms hebben koude baden en ademwerk na de zwaardere dagen, anderen plannen bewuste deload-weken met veel techniek en weinig impact. Je hoort ook vaker over slaapcheck-ins en handschoenkeuze per blok (16 oz voor volume, 10–12 oz voor snelheid). Klinkt misschien nerdy, maar dat scheelt hersen- en schouderleed op de lange termijn, en het houdt de matten vol met fitte sparringspartners – maar neem het van mij niet aan, vraag het iemand die week in week uit die ronden draait, maar dat is weer een ander verhaal.
Hoe Nederlandse MMA vechters kiezen voor beginners
Een sterke trainingscultuur begint bij het kiezen van de juiste sportschool. Het punt is: een beginnende vechter zoekt niet alleen matten en zakken, maar een omgeving waar je veilig én snel beter wordt. Eerlijk gezegd zie je meteen verschil tussen gyms met een plan en gyms die “gewoon” sparren. In Nederland is de kickbockservaring vaak top, maar de beste MMA-gyms bouwen daarbovenop met structuur, worstel- en grondwerk, en herstel. Dat is wel cool als je merkt dat alles samenkomt, zelfs in je eerste maanden.
Waar let je op? Coaches met een heldere methodiek en oog voor details: denk aan positiespel, tijdsmanagement in rondes, en feedback die je meteen kunt toepassen. Sparringspartners op jouw niveau én een stap hoger, zodat je kunt opschuiven zonder constant gesloopt te worden. Medische begeleiding is in Nederland vaak gekoppeld via een fysio, sportarts of tenminste een concussion-protocol; vraag er gewoon naar. Wedstrijdbegeleiding betekent meer dan hoekwerk: ook gameplans, videostudie, cutman-vaardigheden en iemand die je weging en voeding bewaakt. Ik ben er niet 100% zeker van maar ik denk dat je binnen twee proefweken wel voelt of de cultuur klopt: zijn de rondes technisch, 70–80% intensiteit, heldere regels? Of is het chaos; ik zou voor het eerste gaan, maar neem het van mij niet aan.
- Checklist: proefles, schema voor worstel en BJJ naast striking, wedstrijdteam aanwezig.
Over het algemeen levert een gestructureerde weekindeling de snelste progressie op. Denk aan zoiets als: maandag BJJ-gi voor gripgevoel, dinsdag worstelen (clinches, entries), woensdag technische stand-up met veel defense, donderdag no-gi en MMA-koppeling, vrijdag specifieke spar (cage, wall work), zaterdag herstel of drilling. Sommige gyms werken met hartslagzones en RPE; klinkt nerdy, maar het werkt. Als ik het me goed herinner hanteren de betere teams ook blokperiodisering richting wedstrijden, met duidelijke deload-weken.
Nederlandse MMA vechters leren zonder ervaring
Instromen zonder vechtsportachtergrond kan prima, mits je de volgorde bewaakt. Waarom? Omdat je anders automatismen opbouwt die je later moet afleren.
- Basis-BJJ: leren frames, escapes (shrimp, bridge), closed/open guard, en high-percentage submissions zoals RNC en guillotine. Veel positional sparring met startposities.
- Worstel fundamentals: stances, level changes, handfighting, single/double leg mechanics, én vooral cage-wrestling (underhooks, head position, wall-walk). Takedown-defensie wekelijks terug laten komen.
- Defensieve stand-up: eerst voetenwerk, range, guardvariaties en counters zonder ego. Drills op jabs, low kicks checken, en clinch-entries. Light contact, gecontroleerd tempo.
- Integratie naar MMA-sparring: kortere rondes, duidelijke doelen (bijv. alleen aanvallen na level change), 60–70% kracht. Verplicht bitje en scheenbeschermers, coach bepaalt tempo en stopt rondes als iemand “heet” wordt. Videoterugkoppeling na de sessie.
Als dit fundament staat, schuif je door naar scenario-rondes: tegen de kooi starten, slechte positie herstellen, of juist afmaken onder tijdsdruk. Je ziet vaak dat beginners dan ineens sprongen maken, omdat de puzzelstukjes elkaar versterken. Sommige teams plannen een interne testmatch na drie tot zes maanden om je mentale routine te oefenen – walkout, handschoenen aan, regels doornemen – zonder publiek. Klinkt klein, maar het haalt spanning weg voor echte wedstrijden. De hoofdstad-gyms fungeren straks als hub voor internationale sparring en connecties, maar dat is weer een ander verhaal.
Professionele trajecten en managementkeuzes
Wil je van nationaal talent naar UFC of ONE doorstoten, dan draait het om strak geplande matchmaking, een geloofwaardig record en de juiste managers. Geen “padding” met slappe tegenstanders, maar opponent-keuzes die je stijl laten zien en je tempo opbouwen: eerst regionale cards, dan een stap naar Europese promoties met zichtbaarheid. Ik ben er niet 100% zeker van maar ik denk dat 6-0 met een paar afmakers op cards als Levels Fight League of in Duitsland meer waard is dan 10-1 tegen complete onbekenden. Het punt is: matchmakers scouten op skills én consistentie, niet alleen op highlight reels.
- Ervaren coaches merken op dat tijdelijke buitenlandse camps de leercurve versnellen.
- Focus op specifieke stijlidentiteit om op te vallen bij matchmakers.
Dat laatste klinkt simpel, maar is cruciaal. Een herkenbare handtekening – bijvoorbeeld een bodylock naar trip vanuit de clinch of juist een kickboks-stand met strakke takedown defense – maakt dat je in het hoofd blijft van de matchmaker die zijn puzzel legt. Eerlijk gezegd zie je bij de Nederlanders die doorbreken vaak één wapen waar alles omheen is gebouwd, en dat maakt het voor management makkelijker om jou in de juiste gevechten te zetten.
Internationale toernooien? IMMAF is voor veel Nederlanders de snelste leerschool: meerdere partijen in een week, dagwegingen, geen ellebogen op de grond en striktere veiligheidsregels. Voor zover ik weet wordt daar echt gekeken naar composure en aanpasbaarheid. Wie daar medailles pakt, krijgt sneller brokers aan de lijn voor Cage Warriors, KSW of PFL Europe. Vanuit zo’n stap kun je richting Dana White’s Contender Series, of – als je game meer past bij klein-glove kickboxing met grappling accenten – naar ONE via Friday Fights in Bangkok. Dat is wel cool, want die shows hebben direct bereik in Azië.
Professioneel worden betekent ook je lichaam als project managen. Nutrition en cutten moeten periodiseerd zijn: pre-camp lichaamsvet omlaag, camp op performance-calorieën, fight week water/sodium protocol zonder gekke sprongen. In ONE telt hydratatie mee, dus daar is “walk-around weight” dichter bij je divisie slim. Voeg daar structurele medische checks aan toe: ECG, bloedwaarden (ijzer, D3, B12), oogcontrole en – als de bond het eist – neuro checks. Als ik het me goed herinner hebben een paar Nederlandse pros hun seizoen gered door vroegtijdig een tekort te fixen; kleine dingen, groot effect.
Voor management zijn netwerk en timing goud. Managers met lijnen naar Europese UFC-cards of Aziatische schedulers zorgen dat je te zien bent wanneer een divisie dun is. Zo simpel is het. En ja, soms is een short-notice kans riskant, maar een stylistische match die jouw wapen benadrukt kan carrièrebepalend zijn.
Nederlandse MMA vechters training Amsterdam
Amsterdamse gyms werken als hub: internationale sparring, visiting coaches, en managers die letterlijk aan de rand van de mat deals bespreken. Kops Gym en Mike’s Gym trekken al jaren buitenlandse vechters; combineer dat met LFL-cards in de buurt en je hebt zichtbaarheid én rondes met Britten, Scandinaviërs en, ik denk dat het was, zelfs Kaukasische worstelaars. De hoofdstad is zo’n knooppunt waar je via één week goede sparring een uitnodiging voor een Europese main card kunt pakken. Echt waar. En maar neem het van mij niet aan, vraag rond: de meesten die doorstoten hadden een periode waarin Amsterdam hun tussenstation was richting grotere organisaties.
Scenariodenken voor Nederlandse doorbraken
Voor 2025 zie ik drie realistische routes voor Nederlandse doorbraken: Europees momentum opbouwen, meeliften op Aziatische kaartposities en een gerichte focus op situaties waarin je de ronde “steelt”. Het punt is: wie naar ranglijstmatches en titelshots wil, moet winst halen in de kleine momenten. Denk aan takedown entries na jab–low kick, korte clinch-outs langs de kooi om damage tegen te gaan, een bodylock naar trip in plaats van wanhopig door te schieten, en daarna gecontroleerde ground-and-pound uit half guard. Dat klinkt basic, maar in close fights beslist dit vaak het oordeel van de jury.
Richting ONE en PFL/Bellator-structuren liggen kansen voor Nederlanders die hun kooiwerk verfijnen. Voor zover ik weet kijkt ONE graag naar dominante posities en activiteit op de grond; wie daar klinisch is, zit snel bij titelconversaties. In de UFC draait het vaker om strength of schedule in Europa: win twee keer op korte termijn tegen stijlmatig gunstige tegenstanders en je schuift zó de top-15 in. Eerlijk gezegd is timing hier bijna een skill op zich.
- Let op matchmaking in Europa cards en Aziatische events voor gunstige timing.
- De evolutie van recovery en periodisering als voorsprong in vijfronders.
Over die laatste: teams die slim periodiseren – microdoses sparren, korte intensieve worstelblokken, HRV-monitoring, en slaap strak – komen frisser uit ronde vier en vijf. Als ik het me goed herinner, zagen we vorig jaar al Nederlanders die in late rondes juist méér druk gaven omdat het herstelplan strak zat. Zo simpel is het.
Qua scenario’s: een middengewicht met betrouwbare bodylock-varianten kan in ONE in 2025 z’n titelplek terugclaimen; lichtgewichten met lengte en knieën door het midden kunnen op Europese UFC-cards korte notice knallen en dan doorpakken naar een co-main. En in PFL Europe? Een worstel-voorwaartse stijl met gecontroleerde GNP scoort in het format, want elke ronde telt voor seeding.
Nederlandse MMA vechters training Amsterdam
City-based fight camps in Amsterdam werken omdat de stad een mix biedt van wereldklasse kickboks-sparring en nuchtere, harde worstelsessies. Combineer drukke staande rondes met GLORY-stijl sparren in de ochtend en ’s middags dedicated cage-wrestling: underhooks, heupdruk, head position, en specifiek de escape-keten na mislukte single. Vlak voor een Europese card kun je in Amsterdam makkelijk partners invliegen, en door Schiphol is “fight week” logistiek rustiger dan je denkt. Ik ben er niet 100% zeker van maar ik denk dat het kortcyclisch plannen – 10-daagse prikkel, 4 dagen taper – hier beter lukt, simpelweg door de infrastructuur. Dat is wel cool voor teams die snel willen bijsturen, maar neem het van mij niet aan: de proof zit in die vierde ronde wanneer de adem nog netjes zit.
Beste Nederlandse MMA vechters Nederland 2025
- Reinier de Ridder (ONE) – Met nadruk op bodylock-variaties, trips langs de kooi en gecontroleerde half guard-GNP kan hij weer aanhaken bij titelplaatjes op middengewicht. Zijn submissionketens staan; het starten met veilige entries is de sleutel.
- Denise Kielholtz (PFL/Bellator Fly) – Striking blijft elitair. Als haar takedown defense en clinch-breaks stabiel zijn, is een run in een toernooi- of seizoenformat realistisch.
- Agy Sardari (LW Europa) – Degelijke boks-worstelhybride, goede kooidruk. Met consistente takedown entries en top control kan hij richting titelgevechten in Europese organisaties.
- Yousri Belgaroui (MW) – Lengte, jab en teep maken de stand-up lastig voor iedereen. Als de sprawl en het terugkomen naar de kooi staan, zie ik een snelle stijging op regionale topkaarten.
- Pieter Buist (LW) – Range management en knieën door het midden blijven wapens. Matchmaking tegen kortere worstelaars met voorspelbare entries zou hem weer zichtbaar in de picture brengen.
Nou, 2025 wordt geen loterij. Met slimme timing in Europa en pragmatisch kooiwerk – clinch-outs, bodylock naar trip, en gecontroleerde ground-and-pound – liggen er echte kansen voor Oranje in de kooi, echt waar.
Veel fans beseffen niet hoe consistent Nederlandse vechters bouwen aan kleine verbeteringen in worstel en grappling zonder hun striking-identiteit te verliezen. Dat is de kern van de huidige vooruitgang. Met betere begeleiding en slimmere matchmaking ligt een volgende doorbraak voor de hand. Simpel gezegd, de basis is sterk en de richting klopt.